top of page

7 Days Schrijfverhaal.

 

Leven in de oorlog.

 

 

Ik ben Baiboon, een meisje van 17 jaar. Ik woonde met mijn 3 broers en moeder in Sinjar. We hadden het goed. We gingen naar school, hadden gewoon onderdak, geld voor eten en kleding. Ik was tevreden met hoe mijn leven was. We hadden allemaal niet gedacht dat het zo ging lopen.

 

We hoorden schoten, gegil en geschreeuw. We snapte niet wat er aan de hand was. Nieuwsgierig keek ik door het raam. Mama rende naar buiten en kwam snel weer naar binnen. Ze riep dat ik snel een tas moesten pakken en al het eten erin moest doen. Ik vroeg wat er aan de hand was waarop ze antwoordde: ‘Baiboon, doe wat ik zeg! En zet er haast achter! We moeten binnen 2 minuten weg zijn!’ Gestrest pakte ze de jassen van mijn broertjes en trok ze hun schoenen aan. Ik pakte al het eten uit de koelkast, dat makkelijk mee te nemen was, en wat niet voorbereid hoefde te worden, zoals broden. Ik vulde flesjes water en deed het allemaal in de tas. Ik zag inmiddels mensen langs ons huis rennen en snapte dat het goed mis was. Ik deed snel m’n schoenen aan en zei tegen mama dat ik klaar was. Ze pakte mijn jongste broertje bij de hand en riep tegen ons dat we haar moesten volgen. Zo begon de ellende.

 

Na een lange tijd lopen kwamen we aan bij de bergen. Negen dagen lang hebben we daar proberen te overleven. Veel mensen zijn overleden, door honger, dorst en sommige mensen hebben met de gedachte dat het niet meer goed komt, zelfmoord gepleegd. We hadden honger. Mijn oom en zijn mannen waren de leiders van de enorme groep. Ze praatte ze hoop toe, en zorgden ervoor dat er niet teveel ruzie kwam. Deze dagen waren zo moeilijk, zo vermoeiend. Na die negen dagen wist iedereen dat we het hier niet gingen overleven. Dus mijn oom en zijn mannen zeiden dat we verder gingen. Naar de grens van Syrië. We waren onderweg. Het moest in een snel tempo. We waren allemaal zo uitgeput en slap van de honger. Maar we hadden geen keus. Ja, wel een keus maar we gaven niet snel op. We hebben hoop op een goeie toekomst met een fijn leven. Na acht uur aan een stuk door lopen, kwamen we bij de grens. Maar het krioelde er van de IS strijders. In de negen dagen die we op de bergen hebben doorgebracht, heb ik veel gehoord over de mannen die onze stad hebben afgepakt. Het is een soort leger van mannen die zwarte kleding dragen en geweren hebben. Ze strijden voor de Jihad en willen dat iedereen hun geloof gelooft. De IS strijders zagen ons aankomen. Mijn oom en zijn mannen pakte hun wapens en begonnen te vechten. Het was afschuwelijk. Het was echt afschuwelijk. Mijn oom hield de IS tegen en wij moesten snel vluchten. We kwamen de grens over en na een paar uur doorlopen kwamen we bij een soort kamp aan. Iedereen die het had overleefd was uitgehongerd, ziek, gewond en verdrietig om het verlies van de mannen die hebben gestreden tegen de IS. Maar waren vooral vreselijk trots. Zo trots omdat die mannen hun leven hebben gegeven, om ons te redden.


Nu zit ik in het kamp. Het leven is moeilijk, maar te doen. Ik zoek elke dag met een groep naar eten en levensmiddelen zodat we het kunnen overleven tot de volgende dag, die er waarschijnlijk hetzelfde uitziet. Ik vind het mijn plicht om mijn uiterste best te doen voor de mensen hier, zodat ze het overleven. Mijn oom is mijn grootste voorbeeld. Hij streed voor zijn mensen, zodat zij het konden overleven en een kans hebben op een beter leven. Ooit wil ik ook strijden voor mijn land. Tegen de IS. Maar op dit moment kan ik niet veel, maar ik doe mijn best, want dat is het enige wat ik kan hier.

 

 

 

bottom of page